Alle prostituees zijn sekswerkers, maar niet elke sekswerker is een prostituee


Wie werkt in de prostitutie, heet in de media nu gewoonlijk sekswerker. Het is een neutraal woord dat de plaats heeft ingenomen van tal van oudere, soms bloemrijke of verhullende namen van beoefenaars van wat eufemistisch ‘het oudste beroep van de wereld’ wordt genoemd. Of nee, sekswerker blijkt een breder begrip te zijn dan prostituee. In de media wordt de term namelijk ook weleens gebruikt voor aanpalende beroepen die iets met seks te maken hebben, uiteenlopend van pornoactrice tot sekszorgverlener.

Hoe gewoon sekswerker nu oogt, het woord maakte pas in 1984 zijn mediadebuut in onze taal. Sekswerker is een vertaling van de Engelse term sex worker, die eind jaren zeventig werd gemunt door de Amerikaanse kunstenares en activiste Carol Leigh (1951). Met deze term wilde ze het negatieve imago verbeteren van mensen die zich bezighouden met seksuele dienstverlening. Tevens wilde ze met dit woord benadrukken dat deze vorm van dienstverlening een doodgewone economische activiteit is. Hoewel werker een vrouwelijke variant werkster heeft en er nu en dan in de krant sprake is van sekswerksters, wordt de ‘mannelijke variant’ sekswerker meestal sekse­neutraal gebruikt, dus zowel voor vrouwen als voor mannen die sekswerk verrichten.

Sekswerk, dat tegelijkertijd met sekswerker als trefwoord in het woordenboek werd opgenomen, komt al wat langer voor in onze taal. Verwijst het nu naar ‘het beroepshalve verlenen van seksuele diensten’, eerder verwees het naar ‘seks die nogal wat inspanning vereist’. In een recensie uit 1971 van een erotische roman (Film bleu van Terry Southern) is sprake van een ‘complete variantencatalogus’ op seksueel gebied: ‘van het gewone sekswerk tot (…) het spel van één man met twee meisjes’.

In de rubriek Taal van Trouw.nl worden grammaticale geschillen, etymologische enigma’s en andere taaltwijfels voor u opgehelderd door Peter-Arno Coppen en Ton den Boon.