Hans Vandecandelaere is auteur van het boek: En vraag niet waarom. Sekswerk in België (EPO, 2019). Hij schrijft voor De Morgen onderstaande column over een cruciale beslissing die vandaag genomen gaat worden over sekswerk in België.
De Commissie Justitie beslist vandaag of België al dan niet wereldtop wordt inzake prostitutiebeleid. Als ze het wetsvoorstel om sekswerk te decriminaliseren goedkeurt, dan kan daar later in het parlement over worden gestemd. Zetten we alweer een stap om ons in ethische kwesties te profileren als een bijzonder progressief land?
Voor een goed begrip. Het legaliseren van sekswerk, zoals dat in Nederland en Duitsland gebeurde, impliceert dat je nieuwe wetten maakt om enkel dat ene beroep te organiseren. Decriminaliseren is eenvoudiger. Je houdt in de strafwet wat daar hoort, namelijk de strijd tegen kinderprostitutie, uitbuiting en gedwongen mensenhandel. Maar al de rest hevel je over naar het normale arbeidsrecht.
In België mag je sekswerker zijn, maar alle derde partijen die sekswerk helpen organiseren, moeten vervolging vrezen. Je mag geen ‘huis van ontucht’ houden en geen sekswerkers aanwerven of vervoeren. Boekhouders, chauffeurs, verzekeraars en websiteontwikkelaars zullen zich op de vlakte houden. De grondgedachte van deze zogenaamde ‘abolitionistische’ wetgeving uit 1948 is dat een sekswerker een slachtoffer is dat moet worden gered in plaats van bestraft. En redden doe je door de uitoefening van het beroep nagenoeg onmogelijk te maken.
In de praktijk kent België een versleten gedoogbeleid. Voor sekswerkers is het erg moeilijk om sociale rechten op te bouwen. Bonafide uitbaters van sekswerkbedrijven kunnen er nooit gerust in zijn. En steden en gemeenten die de voorbije jaren hebben ingezet op kwalitatieve werkplaatsen in de raambuurten van bijvoorbeeld Schaarbeek, Gent en Antwerpen zitten mee in de grijze zone.
Drie jaar lang reisde ik als auteur en onderzoeksjournalist door het Belgische sekswerklandschap. Eén van mijn conclusies? Geen enkel prostitutiebeleid helpt voorkomen dat er slachtoffers van mensenhandel zijn, maar van de vijf juridische modellen die we wereldwijd kennen, is decriminalisering wel het meest humane.
Net voor mijn boek in 2019 ter perse ging, moest ik me reppen om er een addendum aan te breien. Voormalig minister van Justitie Koen Geens (CD&V) had aan een commissie de opdracht gegeven om het Strafwetboek op te frissen. Ook het seksuele strafrecht werd vanuit een moderne, hedendaagse bril herschreven. En jawel, vanuit het niets werd het artikel dat uitbating bestrafte opgeheven. De strafmaat op uitbuiting werd verhoogd, maar een sekswerkbedrijf met een correcte boekhouding en een uitbater die in goede werkomstandigheden voorzag, kon voortaan. Een enorme stap voor het welzijn van de sekswerker.
Noch ik, noch de door mij geïnterviewde gezondheidsorganisaties, de centra voor slachtoffers van mensenhandel, leden van het parket, de recherche en de sociale inspectie hadden dit onverhoopte nieuws zien aankomen. Het voorstel volgde nadien de geijkte weg, werd in eerste lezing goedgekeurd door de ministerraad en de Raad van State, totdat het door de val van Michel I in de schuif belandde.
Noodkreten
En toen kwam corona. De noodkreten namen toe. Het besef groeide dat sekswerkers door een gebrek aan sociale rechten uiterst kwetsbaar zijn. Sommigen vielen tijdens de lockdowns terug op de hulp van de voedselbanken. Het was de Open VLD die op een lovenswaardige manier het paart opnieuw voor de kar spande. In april 2021 legde de huidige minister van Justitie Vincent Van Quickenborne het wetsvoorstel voor decriminalisering weer op de tafel. De regering volgde in eerste lectuur en vandaag kan de voorlaatste kaap worden genomen.
Gaan de dames en heren van de Commissie Justitie het voorstel steunen? Zijn ze in de loop van vier zittingen voldoende en op een evenwichtige manier door voor- en tegenstanders gebriefd? Zelf volgde ik het vanop afstand en fronste zo nu en dan de wenkbrauwen. Violett, een van de grootste gezondheidsorganisaties voor sekswerkers, werd niet uitgenodigd. De drie centra voor slachtoffers van mensenhandel kregen samen slechts tien minuten spreektijd. Zij staan uitgesproken achter het voorstel voor decriminalisering. Drie Franstalige abolitionistische verenigingen kregen daarentegen dertig minuten spreektijd.
Ook het College van Procureurs-Generaal kwam aan het woord. Het vreest dat decriminalisering de deur opent voor mensenhandelaars, terwijl ik geen enkele methodologisch onderbouwde studie ken die een causaliteit vaststelt tussen prostitutiebeleid en mensenhandel. Het college maakte ook gewag van de situatie in Nederland waar volgens haar 70 procent van de sekswerkers met een statuut het slachtoffer zou zijn van mensenhandel. Dit terwijl meerdere officiële Nederlandse rapporten eerder spreken van 8 procent. Het College vreest vooral dat de al strenge mensenhandelwet niet volstaat. Door ook op basis van uitbating te kunnen vervolgen, houdt men een stok achter de deur in het geval dat er niet meteen voor mensenhandel kan worden vervolgd. Vreemd, want we gaan toch ook niet heel de horeca of de bouwsector juridisch criminaliseren omdat zich ook daar gevallen van mensenhandel voordoen?
Wat vandaag in essentie op tafel ligt, is de vraag of we een onderscheid gaan maken tussen bonafide uitbating en malafide uitbuiting. België is in dit vraagstuk gebonden aan een hogere internationale abolitionistische wetgeving die eveneens uitbating tout court strafbaar stelt. Maar onoverkomelijk is dit niet. Dat zogenaamde Verdrag van New York kan worden geamendeerd. Pas als een correcte uitbating zuurstof krijgt, ligt de weg open naar het uitwerken van een gedegen arbeidsregelgeving en een kader dat sekswerkers sociale bescherming geeft.
Vinden de parlementsleden vandaag de nodige morele moed en trekken ze het wetsvoorstel over de streep? Het zou uniek zijn. Wereldwijd deden enkel Nieuw-Zeeland en twee staten in Australië het ons voor, zonder dat decriminalisering daar leidde tot meer mensenhandel.