Weer naar bed met Blonde Dolly

Er zijn lichtekooien van allerlei allooi, escorts in soorten en maten. Meestal blijven ze anoniem, heel soms worden ze beroemd. Een van hen is Blonde Dolly, de publieke vrouw wier leven zo tragisch eindigde. Thrillerschrijver Tomas Ross vertelt in zijn allernieuwste faction-thriller haar verhaal.

Al die variëteit in vrouwen van lichte zeden. Van tippelaarsters via meisjes met een rood lampje achter de ramen tot heel chique gezelschapsdames. Een van de verbluffende rode draden in het leven van Blonde Dolly is dat ze zowel achter het raam zat, als zich in hoge kringen begaf – tegelijkertijd.

Tomas Ross schreef tien jaar geleden al eens een feuilleton over haar voor een Haags weekblad. Breed lachend herinnert Tomas Ross zich hoe dat destijds met dat feuilleton ging: „Best moeilijk vol te houden, elke week een nieuwe episode… Maar wat alles goedmaakte, was de campagne ervoor: een enorm spandoek boven de Utrechtsebaan met de wervende tekst ’Elke week naar bed met Blonde Dolly’!”

Het verhaal van Dolly kwam tot hem via het circuit van zijn vader, Pieter Hogendoorn, die na de oorlog mede de Binnenlandse Veiligheidsdienst oprichtte. „Een oud-collega van mijn vader vertelde over de getuigenissen van taxichauffeurs: dat ze professor Oud, oprichter van de VVD, bij Dolly afzetten. En er was ook sprake van een Russische marine-attaché, met wie ze verkeerde. Ja en dan kom je toch in de gevarenzone, mogelijkheden tot afpersing en chantage.”

Andere naam

Dat soort high society-mensen kwam ze tegen sinds ze met Botto van den Bergh omging, violist van het Residentie Orkest, met wie ze ook trouwde. „Van hem leerde ze alles, het was een soort Pygmalion-situatie, hij de professor Higgins, zij Eliza Doolittle. Ze leerde piano spelen, kreeg kennis van de Franse literatuur. En ze ging mee met Botto op tournee, naar soirees; ze was dan Suze van den Bergh, heel chic. Onder nog weer een andere naam, Inge Hoogendijk, reciteerde ze gedichten voor bejaarden.”

Wonderlijk genoeg kenden ze elkaar van Botto’s bezoekjes aan Blonde Dolly achter het raam, waar ze trouwens in een mantelpakje zat. „Hij werd verliefd op dat veel jongere meisje, dat na een moeilijke jeugd naaister was geworden, tot ze het advies kreeg dat ze ’beter kerels dan kleren kon naaien, dat levert meer geld op.’ En zo belandde ze in het milieu. Ze werkte soms wel dertig klanten of meer per dag af.”

Tomas Ross zou Tomas Ross niet zijn als hij niet nog een extra rafelrandje zou hebben gevonden. En dat is het geld van Dolly. „Toen ze in 1959 werd vermoord, was ze goed voor, omgerekend, zo’n tweeënhalf miljoen euro. Al vrij snel na de oorlog kocht ze, cash, in totaal zeven huizen, waarvan ze vervolgens de huur inde. Waar kwam dat geld vandaan? Niet van het pezen. Niet van Botto, die heeft ze na hun scheiding zelfs een soort alimentatie gegeven. Niet van haar psychisch labiele moeder: Dolly betaalde haar verpleeghuis.”

De crux zit ’m, vermoedt Ross, in Dolly’s verleden als temeier in een bordeel in Amsterdam. „Daar kwamen ook NSB’ers, Duitsers, en dus wist Dolly, die toen nog door het leven ging als Zwarte Molly, na de oorlog allerlei belastends over mensen. Hoge heren die de dans ontsprongen waren.” Ross vermoedt dat zij in die chaotische na-oorlogse dagen met chantage is begonnen en daarmee haar vermogen heeft opgebouwd. Waar ze tussen 1945 en 1948 is, weten we niet, ze duikt in dat jaar als Zwarte Molly in Den Haag op. Om onduidelijke redenen verandert ze wat later in Blonde Dolly. „Misschien wilde ze niet herkend worden”, raadt Ross.

Bewaker

Zo’n soort zelfbescherming heb je in het milieu vaak wel nodig. Zeker als je, zoals Dolly, geen pooier meer hebt: die had ze (en daar was kennelijk ook geld voor) afgekocht, ze wilde eigen baas zijn. Ross: „Ze was vaak erg aardig, gaf haar buurjongen voor elk rapport een rijksdaalder, bijvoorbeeld. Ze was begaan met dieren, ze had zelf ook een grote zwarte bouvier. Liet zwervers weleens om niet in haar peeskamertje. Maar tegelijkertijd was ze een harde zakenvrouw en een doorgewinterde chanteuse.”

Een laatste raadsel betreft het graf van Blonde Dolly. Jarenlang waren er bloemen op haar graf op haar sterfdag. „Van Botto vermoedelijk”, denkt Ross. „En na zijn dood misschien van diens zoon, die ook Botto heette. Maar na diens dood bleef het doorgaan. Wie deed dat? Ik heb mijn dochter weleens voorgesteld ons ’s nachts op de begraafplaats te laten insluiten om erachter te komen… Maar recent is er iets vreemds gebeurd, er is naast Dolly’s graf een opzichtig grafmonument geplaatst op een nog leeg graf, met bloemetjes om dat graf en dat van Dolly heen. De man erachter blijkt de uitbater van het Haagse homocafé de Stairs: zijn geboortedatum staat al op de steen. Ik heb hem al benaderd, maar hij heeft nog niet gereageerd. Wat is de band? Zou hij toch een zoon zijn van Dolly misschien?”

Bron: Telegraaf