Prostitutie: een noodzakelijk kwaad
Prostitutie is een fenomeen van alle plaatsen en alle tijden, zo ook in Nederland. Prostitutie, ouderwets ook wel hoererij genoemd, komt van de Latijnse samentrekking pro en statuere, dat tentoonstellen of uitstallen betekent. In de Middeleeuwen werd het als een beroep gezien waar geen eer aan te behalen viel, maar desondanks zagen de politieke en religieuze machthebbers dat het een onmisbaar beroep was. De bekende theoloog en kerkvader Thomas van Aquino (1225-1274) vergeleek de verhouding van de stad en de prostitutie met die van een paleis en een mesthoop. De mesthoop is dan wel niet fraai, maar is nodig om de rest van het paleis schoon te houden. Zo was de prostitutie nodig om de veiligheid van andere vrouwen en de algemene orde binnen de stad te handhaven.
Regulering prostitutie
Al in de late Middeleeuwen probeerden stadsbesturen de branche te reguleren. Het werd toegestaan, maar de prostituees en pooiers moesten zich wel aan een aantal regels houden om de burger en de samenleving te beschermen. In Amsterdam bezat het stadsbestuur zelfs enkele bordelen, in de tegenwoordige Damstraat en Pijlsteeg, die onder beheer stonden van stadsschouten. Prostituees dienden zich anders te kleden dan ‘normale’ vrouwen zodat er geen verwarring kon bestaan over hun functie en bordelen moesten zich door middel van een herkenbaar uithangbord onderscheiden van reguliere café’s. Voor joden en getrouwde mannen was het niet toegestaan een prostituee te bezoeken.
Calvinisme
Aan deze tolerante houding kwam een einde in de zestiende eeuw toen tijdens de Opstand het calvinisme dominant werd. Vanaf 1578 werden in Amsterdam de bordelen gesloten en de prostitutie verboden, waarna er op overtreding van de nieuwe regels flinke straffen werden ingevoerd. Als gevolg hiervan verdween de prostitutie niet, maar ging deze ondergronds verder. De door de kerk als zondig bestempelde prostitutie verspreidde zich over de gehele stad en vond plaats in kleine obscure bordelen. Al behoorde de overheid de hoeren, pooiers en hun klanten te vervolgen, gebeurde dit in de praktijk relatief weinig door een gebrek aan controle en een te kleine politiemacht.
Hoerwaardinnen
Het vervolgen en gedogen wisselde zich in de volgende eeuwen af en tegen de achttiende eeuw werd de prostitutie oogluikend toegelaten. Zeker in een grote handelsstad als Amsterdam bloeide de prostitutie in deze periode op door bezoeken van allerlei kooplieden, handelaren en zeevaarders. Veel bordelen werden door een zogeheten hoerwaardin gerund, dit was vaak een ex-prostituee die het klappen van de zweep kende en een aantal meisjes in dienst had. Tussen deze hoerwaardinnen was een levendige handel in meisjes, die binnen de eigen stad of tussen verschillende steden werden uitgewisseld en verkocht. Een belangrijke ontmoetingsplek werd het speelhuis, waar vooral zeelieden na een lange reis op zoek naar vertier waren.
Chique bordelen
Toen er in de achttiende eeuw soepeler werd omgegaan met prostitutie door de stadsbesturen veranderde de vraag van de bezoekers. De rijke hoerenlopers vonden de huizen van de hoerwaardinnen vaak onhygiënisch en armoedig en vanwege deze reden werden de meisjes in de speelhuizen zelf onderdak aangeboden. Omdat dit alles binnenskamers gebeurde en zo niet de openbare orde verstoorde, greep de overheid niet in. Met dat het speelhuis niet alleen een ontmoetingsplek meer was, maar ook een werkplek werd er meer geïnvesteerd in de aankleding van het bordeel. Door de grootschaligheid en luxe van dergelijke bordelen werden steeds vaker mannen de baas van bordelen omdat deze vaker dan vrouwen over veel geld beschikten.
Het gevaar van syfilis
Een groot probleem voor het voortbestaan van de prostitutie was het steeds vaker voorkomen van geslachtsziektes, met name syfilis. Syfilis, de venusziekte, kwam al in de zestiende eeuw voor, maar pas in de negentiende eeuw werd er wetgeving gemaakt om de geslachtsziekte te beperken. De prostitutie werd niet verboden, maar prostituees dienden zich wekelijks te laten controleren. De controles moesten ze zelf betalen en wanneer ze besmet waren werd hun de ‘rode werkkaart’ ontnomen tot ze genezen waren. De prostitutie werd aangewezen als belangrijke reden voor deze maatschappij ontwrichtende ziekte, maar tegelijk diende de prostitutie in stand gehouden te worden om te voorkomen dat vrijgezelle mannen zich zouden vergrijpen aan fatsoenlijke dames.
Prostitutie als slavernij
De handel in vrouwen binnen de prostitutie, die als ‘handel in blanke slavinnen’ werd gezien, zorgde in de loop van de negentiende eeuw voor toenemende kritiek op de sector. Tegenreacties waren het opzetten van hulphuizen, het tegenhouden van bordeelbezoekers en klachten bij de overheid vanuit hoofdzakelijk christelijke hoek. Deze protesten leidden er uiteindelijk toe dat er in 1911 de zedenwet in werd gevoerd, hierbij werd niet prostitutie maar het aanzetten tot ontucht strafbaar gesteld. Dit zorgde ervoor dat de handelaren, pooiers en bezoekers strafbaar werden. Mede hierdoor werd de raamprostitutie populair, vrouwen wenkten langslopende mannen van achter hun gordijnen binnen. Tegen de jaren vijftig werden de gordijnen steeds meer open geschoven en zaten vrouwen achter hun raam geduldig te wachten. De toenemende vrije seksuele moraal maakte de raamprostitutie steeds populairder en werd in toenemende mate gedoogd.
Huidige wetgeving
De wetgeving omtrent prostitutie uit 1911 bleef officieel tot 2000 in stand. In 2000 werd het bordeelverbod opgeheven, maar de prostitutie wordt nog steeds sterk gereguleerd. Tippelzones zijn verboden, maar het beroep van prostituee is legaal. De overheid hoopte door legalisering van prostitutie meer overzicht en controlemogelijkheden te krijgen op de branche, zodat mogelijke misstanden en vrouwenhandel beter zouden kunnen worden aangepakt. Echter die aanpak faalt omdat illegaal werkende prostituees via internet klanten kunnen scoren, en de overheid geen mankracht heeft bij de politie om dat te controleren en te handhaven.
Of de overheid daar ook daadwerkelijk in slaagt, is nog maar zeer de vraag. Volgens velen is er absoluut geen verbetering wat betreft mensenhandel en maken vrijwel alle sekswerkers geweld en intimidatie mee. In april 2019 bleek een burgerintitatief om de legale status van postitutie in Nederland ter discussie te stellen 40.000 handtekeningen heeft gehaald. De initiatiefnemers van het burgerintiatief pleiten voor het invoeren van het nordic model, een model waarbij niet de postituee strafbaar is, maar juist de klant. Dat is echter geen oplossing omdat het dan geheel in de illegaliteit verdwijnt, en de markt van vraag en aambod is er nu eenmaal. Daarbij komen er steeds meer signalen dat gedwongen prostitutie sterk afneemt mede door betere levenstandaard in de Oostbloklanden waar veel sekswerkers vandaan komen. En ook door internet wordt er snelle informatie gedeeld waardoor dames ook meer weten en sterker in hun schoenen staan. Daarbij heeft de zedenpolitie nu al te weinig mankracht op zedenzaken als verkrachtingen te behandelen. Momenteel zijn daar achterstanden van 2 a 3 jaar voor. Ook worden momenteel stap voor stap de zedenpolitie weggehaald bij handhaving en controle van sekswerkers en vergunde seksinrichtingen. Wat wordt overgenomen door vaak vooringenomen ambtenaren van de gemeente.
Het bordeelverbod van 2000 zou de sekswerker een betere positie moeten geven, echter men heeft alleen belastingplicht gekregen en ook vaak registratie van hun beroep waardoor zowel sekswerkers als exploitanten bij banken, verzekeringen geweigerd kunnen worden. Het is zelfs beleid van de Nederlandse bank om geen diensten als hypotheken te verstrekken aan de seksbranche. Tevens is er een uitsterfbeleid van vergunde prostitutielocaties waardoor er steeds meer sekswerkers in de illegaliteit verdwijnen.
Bron: https://www.dominaforum.nl/prostitutie-in-het-nieuws/prostitutie-in-nederland/